Altijd naar het noorden
Karina van Dalen-Oskam (Huygens ING - KNAW)
Preferences
Use Flash gadgets (e.g. ImageViewer.swf)
Use overlay for external links
Show large navigation buttons (e.g. for touch screen)
Samenvatting
Deze publicatie presenteert de eerste resultaten van een
pilot
project
op het gebied van computationeel onderzoek naar literaire stijl. De
onderzochte stilistische elementen zijn eigennamen en het onderzoek betreft gebruik en
functie van namen in literaire werken (vergelijkende literaire onomastiek). Als casus
wordt de roman
Boven is het stil
van Gerbrand Bakker genomen, met zijn vertaling in
het Engels onder de titel
The Twin.
Verschillende lezers hebben verschillende intuïties over het aandeel van namen in deze
roman, vooral waar het geografische namen betreft. Een kwantitatieve benadering maakt een
eerste vergelijking mogelijk van het gebruik van namen in deze roman met dat in negentien
andere Nederlandse romans. De ontwikkelde methode maakt onderscheid tussen naamtokens,
naamlemma’s, mentions, en entiteiten die een naam krijgen. Ook wordt onderscheid gemaakt
tussen namen die verwijzen naar werkelijk bestaande personen, plaatsen en zaken en namen
die verwijzen naar fictieve, alleen in de romanwerkelijkheid bestaande personen, plaatsen
en zaken.
De auteur, Karina van Dalen-Oskam,
is onderzoeksleider Letterkunde aan het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Huygens ING – KNAW). Zij doet
onderzoek naar stilistische aspecten van Middelnederlandse en moderne Nederlandse
literatuur, gebruikmakend van de mogelijkheden die computerprogramma’s voor de analyse van
teksten hebben. Zij was projectleider van het onderdeel Tekstlab van het KNAW-project
Alfalab en is verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling van
eLaborate,
de
werkomgeving voor het online transcriberen, annoteren, analyseren en publiceren van
teksten.
De resultaten van de kwantitatieve vergelijking laten zien dat de verschillende
intuïties over namengebruik in
Boven is het stil / The Twin
alle deels correct zijn
en deels niet. Ze maken zichtbaar dat de geografische namen enkele speciale functies
hebben. Ook leiden de resultaten tot nieuwe onderzoeksvragen, zoals naar de cognitieve
verwerking van literaire namen. Deze publicatie is gebaseerd op een artikel waarvan een
Duitstalige versie is verschenen in het tijdschrift
Beiträge zur Namenforschung.
De Nederlandse versie is hierbij gevoegd als pdf. Deze publicatie biedt de informatie uit
het artikel in een andere organisatie aan en met aanvullende samenvattingen, toelichtingen
en afbeeldingen. Ook zijn de data die aan de statistieken ten grondslag liggen beschikbaar
gesteld.
Inleiding
Bijna alle romans bevatten namen. Vrijwel altijd dragen de personages een
voornaam, soms ook een achternaam, en bewegen zij zich in een wereld die wij als lezer
herkennen aan de geografische en overige namen die worden gebruikt. Namen van landen,
steden, dorpen, straten en pleinen. Maar ook van zaken als bedrijven, organisaties, of
kunstwerken zoals schilderijen, muziekstukken of boektitels. Soms vallen namen op door hun
vorm of hun gebruik. Maar niet alle lezers valt hetzelfde op. Lezers kunnen verschillende
associaties hebben bij dezelfde namen. En auteurs kunnen de lezers bewust of onbewust
manipuleren door hun namenkeuze en namengebruik. Hoe kunnen we het gebruik en de functie
van namen in romans met elkaar vergelijken?
Namen zijn zo gewoon dat ze vaak over het hoofd worden gezien. Dat geldt ook voor
literaire namen, of beter gezegd: namen in literaire teksten.
[1]
Toch kunnen ze krachtige stilistische elementen zijn: één naam
kan vele associaties in zich bergen, die door de lezer al dan niet worden opgepikt,
afhankelijk van de achtergrond en encyclopedische kennis van die lezer. Voor de auteurs
geldt trouwens hetzelfde: namen worden veelal niet heel bewust gekozen, zoals uit
interviews is gebleken, maar achtergrond en kennis van de auteur spelen ook mee bij het
kiezen van namen. Een naam moet 'passen', maar of deze past, wordt gewoonlijk gevoelsmatig
bepaald.
[2]
Namen kunnen dus de ervaring van een literaire tekst sturen en de lezer manipuleren, en
dat maakt ze zulke krachtige stijlelementen.
[3]
We
creëren al lezend andere verhaalwerkelijkheden voor personages met de naam Henk, Tristan
of Ismaiel,
[4]
en hebben andere associaties bij de
locaties waar de verhalen zich afspelen alleen al door het lezen van geografische namen
als Broek, Mercedal of Saffraandorp.
[5]
Omdat de
associaties die namen oproepen zo afhankelijk zijn van de achtergrond en kennis van (de
auteur en) de lezer is het voor onderzoekers moeilijk om de functies van namen als
stilistisch element te inventariseren en over verschillende werken, auteurs, genres etc.
met elkaar te vergelijken.
In de roman
Nooit meer slapen
van Willem Frederik Hermans bezoekt
hoofdpersoon Alfred Issendorf in Oslo de oude professor Nummedal, die hem luchtfoto’s zou
bezorgen voor Alfreds geologisch promotieonderzoek in Finnmark. Maar Alfred blijkt ‘voor
niemendal’ naar de Universiteit van Oslo gereisd te zijn en we lezen dat woord ‘niemendal’
nog vaker wanneer Alfred over deze professor nadenkt. En dat is niet toevallig.
In
Lisa’s adem,
de tweede roman van Karel Glastra van Loon, gaat
Talm zeven jaar na de verdwijning van zijn vriendin Lisa de confrontatie aan met Lisa’s
stiefvader Sebastiaan, die haar misbruikte. We lezen over de voorzichtige relatie tussen
Lisa en Talm, en over Sebastiaans en Talms reddeloosheid na haar verdwijnen. En hoe Talm
uiteindelijk wraak neemt. In de roman lezen we nergens de familienaam van de belangrijkste
personages, wat de intimiteit van het verhaal rond het incestthema benadrukt. Van
Sebastiaan krijgen we – ook niet toevallig - alleen de initiaal van zijn familienaam:
M.
Ook een letterkundig onderzoeker met een brede algemene kennis zal meer of minder voeling
hebben met de verhaalwerelden in verschillende werken of van verschillende auteurs en
daardoor meer of minder associaties en functies herkennen. Dit verschil is het best te
illustreren met de ervaring die vele lezers en onderzoekers zullen hebben als zij
literaire werken uit andere talen of culturen lezen - het zijn vaak juist namen die een
nadere uitleg nodig hebben voor een goed begrip van een werk.
Een zo objectief mogelijke vergelijking kan dus alleen worden gemaakt als er vele
onderzoekers, elk met hun eigen achtergronden en kennis, samenwerken. Dat betekent
tegelijkertijd dat het onderzoek sterk geformaliseerd moet worden. Dat geldt niet alleen
voor stilistisch onderzoek naar namen, maar ook voor onderzoek naar andere stilistische
elementen. Namen lijken relatief gemakkelijk herkenbare stilistische elementen en zouden
daarom een goede testcase kunnen zijn voor het ontwikkelen van een comparatieve
stilistische methode. In deze bijdrage wil ik rapporteren over de voortgang van dit
proces. De bevindingen zullen worden geïllustreerd aan de hand van de roman
Boven is het
stil
van Gerbrand Bakker.
Onderzoeksvragen
Het idee is dat we pas kunnen vaststellen wat opvallend is als we weten wat
gewoon is. We moeten dus eerst alle namen in een roman bekijken, dus het gehele
namenlandschap. We willen weten hoevaak een woord in een roman een naam is (in percentage
van het totaal aantal woorden), hoeveel verschillende namen er voorkomen en hoeveel
personen, plaatsen en zaken ermee worden aangeduid. Ook willen we weten hoevaak en in
welke gevallen het personen, plaatsen en zaken betreft die alleen binnen het verhaal
bestaan tegenover ook buiten de fictie, dus in de werkelijkheid bestaande personen,
plaatsen en zaken. Vervolgens willen we nagaan of er bepaalde trends te vinden zijn in
auteurs, genres, tijdperioden of zelfs taalgebieden.
In het verleden schreven onderzoekers gewoonlijk over 'opvallende' namen in een literair
werk, zonder nader in te gaan op wat die namen opvallend maakte. Deze publicaties waren
kwalitatief van aard (dus zonder een kwantitatieve onderbouwing), en waren voor lezers die
de bestudeerde tekst(en) niet kenden nauwelijks interessant. Relatief recentelijk kwam als
reactie daarop de wens naarvoren dat niet alleen opvallende namen worden bestudeerd, maar
alle namen in een werk of oeuvre, ofwel: de namen in hun 'onymisch landschap'
(namenlandschap).
[6]
Pas dan zou duidelijk kunnen
worden wat opvallende namen zijn en waarom ze opvallend zijn.
Om een fictief voorbeeld te geven: als een werk vol staat met 'exotische' namen, dan is
een naam als
Jan
de opvallende naam.
[7]
De
wens om het hele namenlandschap in de analyse mee te nemen leidt vanzelf tot een
kwantitatieve aanpak van het onderzoek naar dit stilistische element, en maakt het
tegelijkertijd noodzakelijk om computerhulp in te zetten om het verzamelen en het
analyseren van grote hoeveelheden data te ondersteunen. Er is dan een onderscheid te maken
tussen het inventariseren van het voorkomen van namen en het inventariseren van de
functies van die namen.
Plot interne
namen zijn namen die verwijzen naar personages,
plaatsen of zaken die uitsluitend 'bestaan' binnen de fictie van de roman. Alfred
Issendorf in
Nooit meer slapen
, Talm in
Lisa’s adem
– deze namen verwijzen naar
verzonnen personen. Ook plaatsen kunnen verzonnen zijn, bijvoorbeeld het dorp De Vlank in
Jan Terlouws jeugdboek
Oorlogswinter.
En we komen ook zo nu en dan titels van
verzonnen boeken, muziekstukken, bedrijven etc. tegen.
Plot externe
namen verwijzen naar personen, plaatsen of zaken die
in de werkelijke wereld bestaan. In
Lisa’s adem
wordt van een personage verteld dat zijn
favoriete auteur Theun de Vries is, en dat Talm en Lisa luisteren naar muziek van Sarah
Vaughan. Die namen verwijzen naar werkelijk bestaande / bestaand hebbende personen.
Nooit
meer slapen
vertelt over de expeditie van Alfred Issendorf in het Noorse Finnmark. De
plaatsnamen die we in die roman tegenkomen verwijzen naar werkelijk bestaande plaatsen,
net als de namen van een aantal academische instellingen.
Historische personen
kunnen ook als handelend personage optreden
in een roman. Zijn hun namen dan plot intern of plot extern? Een roman beschouwen we per
definitie als fictie, alhoewel deze natuurlijk wel op de werkelijkheid gebaseerd kan zijn
of door de werkelijkheid is geïnspireerd. Om dan onderscheid te kunnen maken tussen namen
die verwijzen naar binnen de fictie handelende personages en namen als terloopse
verwijzingen naar gelezen auteurs of beluisterde muziek hebben we ze voor dit onderzoek
beschouwd als plot intern.
Pas als we weten wat 'gewoon' is, kunnen we zien wat opvallend is. Wat ik wil weten is
hoeveel voorkomens van namen er gewoonlijk in een roman aangetroffen worden, en hoeveel
van die voorkomens een persoonsnaam, een geografische naam, of een naam van een zaak zijn.
Ook wil ik weten hoeveel
verschillende
namen het betreft en hoeveel verschillende
personen, plaatsen of zaken met die namen worden aangeduid. Wat de mogelijke functies
betreft is een zinvol onderscheid dat tussen plot interne en plot externe namen.
[8]
Plot interne namen verwijzen naar personages,
plaatsen of zaken die uitsluitend 'bestaan' binnen de fictie van de roman. Plot externe
namen verwijzen naar personen, plaatsen of zaken die in de werkelijke wereld bestaan.
De meeste geografische namen lijken plot extern te zijn, verwijzend naar 'echte' landen,
steden, straten, etc. Zij hebben een
werkelijkheidsverhogende
functie.
[9]
In fantasy romans daarentegen zijn de geografische
namen gewoonlijk plot intern, en is hun functie het creëren en ondersteunen van de
fictie,
de
onwerkelijkheid
van (de locatie van) het verhaal. Als werkelijk
bestaande of bestaand hebbende personen als handelend personage optreden in een literaire
tekst, dan beschouw ik deze als deel uitmakend van de fictie die de auteur heeft gecreëerd
en hun namen als plot intern. Door deze benadering kan onderscheid gemaakt worden tussen
actieve, handelende personages en werkelijk bestaande personen zoals politici, schrijvers,
componisten en zo verder, die alleen maar terloops worden vermeld. Dergelijke plot externe
persoonsnamen lijken gewoonlijk de functie te hebben om de fictionele personages in het
verhaal nader te karakteriseren in hun persoonlijkheid, hun sociale positie en hun
politieke of culturele voorkeuren.
De verwachting is nu dat verschillende auteurs, genres, tijdperioden en zelfs talen en
culturen een van elkaar verschillend gebruik maken van deze naamtypen en naamfuncties en
dat een analyse van gebruik en functies verschillende trends zichtbaar zal maken.
[10]
Die trends dienen uiteindelijk geplaatst te
worden binnen een bredere (literaire, cultuurhistorische maar wellicht ook cognitieve)
context om de achtergronden van de verschillen te helpen verklaren. Mijn doel is dus het
ontwikkelen van een taaloverschrijdende en diachroon toepasbare methode die de
grootschalige vergelijking van gebruik en functie van namen als stilistisch element in
literaire werken mogelijk maakt.
Aanpak en hindernissen
Het spreekt niet vanzelf wat we precies moeten tellen als we gebruik van
namen willen analyseren en vergelijken. Verschillende niveaus komen in aanmerking.
Problematisch blijkt het gebruik van bestaande computersoftware om namen te herkennen.
Toepassing daarvan versnelt het hele analyseproces nog niet en maakt de mate van
correctheid in de codering nog niet hoger. De tijd die aan het corrigeren van de verkeerde
markeringen wordt besteed, lijkt beter aan een handmatige lees- en markeerronde besteed
te kunnen worden omdat de onderzoeker de roman zo van voor naar achter kan doorlezen en beter
kan leren kennen. En of een naam fictioneel is of verwijst naar de werkelijke wereld is
vooralsnog niet automatisch vast te stellen.
De ambitie van een grootschalige, tijd- en taaloverschrijdende vergelijking van gebruik
en functie van namen in literaire werken veronderstelt samenwerking tussen vele
onderzoekers. Het is dus noodzakelijk om ervoor te zorgen dat al die onderzoekers de
teksten die zij analyseren op dezelfde manier verwerken. Zij moeten dezelfde woordvormen
(tokens) als naam markeren om hun analyses vergelijkbaar te maken. Dat klinkt eenvoudig,
maar dat is het niet. Zelfs naamtheoretici hebben verschillende opvattingen over wat een
naam is en wat niet, zoals o.a. beschreven is in de belangrijke monografie
Theory and
Typology of Proper Names
van Willy van Langendonck uit 2007. Voor het stilistische
onderzoek naar namen moeten we dus richtlijnen opstellen.
Op basis van praktische ervaringen met een kleine groep (internationale) onderzoekers is
besloten om alleen 'prototypische' namen voor dit onderzoek als naam te beschouwen. Ofwel:
de woorden waarover de meeste mensen het eens zijn dat het namen zijn. De tweede richtlijn
is dat het de naam van een uniek persoon, een unieke plaats, of een unieke zaak moet zijn.
Dat laatste houdt bijvoorbeeld in dat
een DC-2
geen naam is, maar
de Uiver
als naam van die ene DC-2 wel.
[11]
Van de analyse
uitgesloten zijn bijvoorbeeld namen van valuta, dagen van de week, en maanden - die door
sommige maar niet alle naamkundigen als namen worden beschouwd.
Tokens
zijn individuele woordvormen. De roman
Nooit meer slapen
van Willem Frederik Hermans bijvoorbeeld bevat in zijn geheel 83.308 tokens.
Lemma's
zijn de genormaliseerde vormen van namen.
Alfred
en
Alfreds
hebben beide het lemma ALFRED.
Identificatie
Voornamen en familienamen worden apart bestudeerd.
Maar zowel de voornaam
Alfred
als de familienaam
Issendorf
verwijzen naar de persoon die
'Alfred Issendorf' is. Beide krijgen het label 'ID=Alfred Issendorf'.
Naamtokens
zijn die tokens die een naam zijn (
Alfred
bijvoorbeeld)
of deel uitmaken van een naam (de instellingsnaam
Universiteit van Amsterdam
bestaat uit
drie naamtokens).
Mentions
zijn naamsvermeldingen. Als de naam
Universiteit van
Amsterdam
drie maal voorkomt, krijgt de 'ID=Universiteit van Amsterdam' drie mentions.
Deze drie mentions omvatten samen drie maal drie naamtokens, dus negen in totaal.
Ook bij deze strakke inperking blijven er twijfelgevallen over, onder meer of iets een
geografische naam is of een naam van een zaak. Voor dit soort gevallen is een lijst met
afspraken gemaakt. Al met al zijn er enkele pagina's met richtlijnen en afspraken
opgesteld, waarop ik hier verder niet zal ingaan.
Om de analyses die we in gedachten hebben te maken, kunnen we niet volstaan met het
markeren en opsommen van de naamvormen uit een werk. We willen uiteraard ook verschillende
vormen van dezelfde naam kunnen groeperen en samen kunnen nemen in de tellingen.
Bijvoorbeeld de naamvormen
Arne
en
Arne's:
beide
tokens
(woordvormen)
dienen een
lemma
(hoofdwoord) te krijgen,
ARNE
in dit geval.
[12]
Verschillende namen voor dezelfde persoon dienen eenzelfde
identificatie
te krijgen. De voornaam
Alfred
en de achternaam
Issendorf
zijn
beide namen van het personage dat we identificeren als
ALFRED ISSENDORF.
En we
vermelden bovendien dat deze namen
plot intern
zijn, terwijl namen als
Roald
+
Amundsen
de markering
plot extern
krijgen.
[13]
Terwijl de eerste analyses al in volle gang waren, bleken er nog twee niveaus van
aggregatie nodig te zijn om de resultaten goed vergelijkbaar te maken: die van de
mentions
en van de
naamtokens.
Onder mentions verstaan we voorkomens van een
naam, onafhankelijk van het aantal tokens waaruit de naam bestaat.
[14]
Dus de geografische naam
Monnickendam,
bestaand uit
één token, is één mention. Maar ook de geografische naam
Noord-Hollands Kanaal
(twee tokens) beschouwen we als één mention.
[15]
Het aangeven van het aantal
naamtokens
is met name van belang als we ook werken in
andere talen bij de analyse willen betrekken. De regels rondom het los of aanelkaar
schrijven van naamonderdelen verschillen namelijk tussen talen. Dat blijkt het duidelijkst
als we naar directe vertalingen kijken. De Nederlandse persoonsnaam
Gerrit-Jan,
bijvoorbeeld, met een verbindingstreepje en daardoor gerekend als één token, wordt in het
Engels wel vertaald als
Gerrit Jan,
en dan hebben we twee tokens.
[16]
Het is dus zinvol om voor sommige vergelijkingen te kunnen
abstraheren van het aantal naamtokens, en bijvoorbeeld te focussen op een vergelijking van
het aantal mentions.
Maar een klein deel van al deze aspecten kan door software worden ondersteund. Uiteraard
zouden we graag een groot corpus van moderne literaire teksten digitaal beschikbaar willen
hebben, om vervolgens gebruik te maken van naamherkennings- en classificatie-software,
named entity recognition and classification
(NERC) tools. Er zijn echter nauwelijks
moderne romans digitaal beschikbaar. Bovendien zijn de NERCs nog lang niet goed genoeg
voor de markeringen die we voor dit stilistische onderzoek nodig hebben. NERCs maken
gewoonlijk onderscheid tussen persoonsnamen, namen van locaties en namen van organisaties.
Soms is er een vierde categorie, 'overige' ('miscellaneous').
[17]
De mate van correctheid is gewoonlijk tussen de 70 en 80
procent.
[18]
Voor toepassingen in de taalkunde of
de taal- en spraaktechnologie voldoet dat vooralsnog. Voor het namenonderzoek, dat een
gedegen pilot-onderzoek wil zijn dat als fundament voor verder onderzoek wil dienen,
voldoet dit absoluut niet. Hiervoor willen we een zo hoog mogelijke correctheid hebben -
en bovendien meer categorieën en meer lagen van markering. Voor het namenonderzoek
betekent dit dus dat er nog heel veel handmatig correctiewerk en aanvullende markering
moet paatsvinden - de mate van correctheid van handmatige naammarkering is wel ingeschat
op 98 procent.
[19]
Het is momenteel zelfs
onduidelijk of de inzet van NERCs het analyseproces sowieso wel helpt versnellen of
verbeteren. Alle tijd die de onderzoeker besteed aan het leren omgaan met de tools en het
zigzag door de tekst heen verbeteren van de voorgestelde markeringen gaat af van de tijd
die de onderzoeker zou kunnen besteden aan een lineaire lezing-met-markering van de
teksten - een aanpak die als neveneffect heeft dat de onderzoeker de teksten nog weer
beter leert kennen, iets wat essentieel is wanneer de analyses later geëvalueerd gaan
worden.
De computer speelt al wel een essentiële rol in het analyseren van de resultaten:
eenmaal verzamelde data worden met behulp van scripts omgezet naar een dataformaat dat
statistische verwerking en visualisering van de resultaten mogelijk maakt, bijvoorbeeld in
Microsoft Excel. Enkele eerste resultaten, die een indruk kunnen geven van wat er van dit
soort comparatief stilistisch onderzoek in de toekomst verwacht kan worden, zullen nu
worden besproken aan de hand van Gerbrand Bakkers roman
Boven is het stil.
Case study: Gerbrand Bakker, 'Boven is het stil' (2006) - 1
Enkele Nederlandse lezers hadden het gevoel dat de roman
Boven is het
stil
maar weinig namen bevat. Een Amerikaanse lezer van de Engelse vertaling was het
daar niet mee eens. Volgens hem bevat de roman veel namen, en dan met name geografische
namen. Wie heeft er gelijk? Daarvoor moeten we aan het tellen en de tellingen voor
Boven is het stil
vergelijken met andere romans.
Boven is het stil
bevat in
totaal 74.849 tokens. 1476 van die tokens zijn naamtokens, dus zijn een naam of zijn deel
van een naam. Zij zijn gebruikt in 1388 mentions, naamsvermeldingen. In totaal zijn er 187
verschillende lemma's van namen, die 179 verschillende entiteiten (ID’s) aanduiden.
In
Boven is het stil
lezen we hoe Helmer van Wonderen, een kleine boer in
Waterland, zich op zijn vijfenvijftigste stap voor stap ontworstelt aan het leven zoals
hem dat door de omstandigheden is opgelegd en waar hij zich niet eerder tegen heeft
verzet. Toen hij net zeven maanden Nederlandse taal- en letterkunde studeerde aan de
Universiteit van Amsterdam, kwam zijn tweelingbroer Henk om bij een auto-ongeluk. Henk was
de boer van de twee en degene die de boerderij zou overnemen. Na de dood van Henk werd
Helmer door hun vader in die rol geplaatst. Dertig jaar later, nu hun vader op sterven
ligt, begint Helmer aan de verwerking van Henks dood en aan het vormgeven van zijn eigen
leven.
Het is een kleine wereld die we in deze roman leren kennen. Althans, dat is het
gevoel van enkele Nederlandse lezers uit mijn omgeving. Op mijn vraag of de roman naar hun
idee veel namen bevat, antwoordden zij negatief. Diezelfde vraag gesteld aan een
Amerikaanse lezer van de Engelse vertaling uit 2009,
The Twin,
leverde echter een
andere reactie op. Zijn antwoord was dat er opvallend veel namen, en dan met name
geografische namen in de roman voorkomen. Dit zijn twee tegengestelde intuïties.
Kleine Meer en Groote Meer nabij Zuiderwoude in Waterland.
De hoofdpersoon
in
Boven is het stil,
Helmer van Wonderen, heeft een boerderij vlakbij het Groote Meer in
Waterland. 'Ik eet snel een paar sneden brood en loop voor de tweede keer vandaag door het
land naar het Groote Meer. Het licht is anders dan vanochtend en er is een groep ganzen
neergestreken bij het wak. Ik trek mijn schaatsen aan en ga het ijs op.' (Hoofdstuk 16)
Case study: Gerbrand Bakker, 'Boven is het stil' (2006) - 2
In het nu volgende zal ik nagaan wat de feitelijke situatie is en reflecteren
op de redenen voor de zo verschillende reacties. Eerst presenteer ik een getalsmatig
overzicht van de namen in deze ene Nederlandse roman
(vet)
met direct daarachter
(cursief)
de aantallen zoals die in de Engelse vertaling van de hand van David
Colmer zijn geconstateerd.
Als we alle namen in de Nederlandse roman en de Engelse vertaling bekijken (Tabel 1),
zien we dat er in de Nederlandse tekst in totaal 179 entiteiten een naam hebben gekregen, dus
179 verschillende personen, plaatsen, of zaken. In de Engelse vertaling zijn dat er iets
minder: 168. Het aantal verschillende lemma's dat voor deze entiteiten is gebruikt, is 187
in het Nederlands, tegenover 176 in het Engels. Deze lemma's komen voor in 1388
naamsvermeldingen (mentions) in de Nederlandse roman, terwijl de Engelse vertaling er iets
minder heeft, 1383. Het aantal tokens dat in het Nederlands en het Engels is gebruikt in
al deze mentions verschilt echter omgekeerd. Hier wordt het aantal Nederlandse tokens,
1476, namelijk ruimschoots overtroffen door het aantal Engelse, 1540. Dit laatste verschil
komt, zoals hierboven al is aangeduid, vrijwel zeker voort uit
tokenization-verschillen
in de twee talen.
Uit Tabel 1 wordt vervolgens duidelijk dat de roman meer verschillende plot externe namen
bevat (154 en
144
IDs) dan plot interne, maar dat de kleine groep plot interne namen
verreweg de meeste vermeldingen (1038 en
1038
mentions, 1063 en
1076
tokens)
kent. Het lijkt op basis van deze getallen dat de verschillen tussen de Nederlandse tekst
en de Engelse vertaling niet voldoende kunnen verklaren waarom een Amerikaanse lezer het
gevoel heeft dat er veel namen in voorkomen en een Nederlandse lezer weinig. Het zit hem
dus niet in de vertaling zelf.
______
Tabel 1. Alle namen in
Boven is het stil(vet)
en
The Twin (cursief):
Monnickendam
Helmer doet zijn meeste boodschappen in het nabijgelegen
Monnickendam. Hij koopt er onder meer zijn luxe nieuwe tweepersoonsbed (Hoofdstuk 10). 'Ik
rij naar Monnickendam. Daar ga ik achtereenvolgens naar de fietsenmaker, een lampenwinkel
en een elektronicazaak. Ik betaal het achterspatbord, de leeslamp en de tv contant. Of ik
er een schotel en een decoder bij nodig heb, wil de tv-verkoper weten. "Een wat?" vraag
ik.' (Hoofdstuk 30).
Case study: Gerbrand Bakker, 'Boven is het stil' (2006) - 3
De Amerikaanse lezer maakte melding van een hoog aandeel van geografische
namen. Daarom kijken we nu eerst naar de getallen voor de drie hoofdcategorieën die we in
de metingen hebben onderscheiden (Tabel 2).
De categorie met de minste namen is die van de Overige namen, in alle kolommen. Het
aantal verschillende persoonsnamen is veel kleiner dan het aantal verschillende
geografische namen, maar het aantal mentions en tokens in persoonsnamen ligt veel en veel
hoger dan voor de geografische namen.
Een ander belangrijk verschil dat we zien is het ontbreken of zeer geringe aandeel van
plot interne geografische en overige namen, terwijl bij de persoonsnamen bij de mentions
en tokens de plot interne namen overheersen.
______
Tabel 2. De drie
hoofdcategorieën persoonsnamen, geografische namen en overige namen in
Boven is het
stil(vet)
en
The Twin (cursief):
De vuurtoren van Marken, ook wel het Paard van Marken genoemd.
'Het is
ongelofelijk helder, vanuit vaders slaapkamer is het Paard van Marken te zien. De wind
waait uit het noorden of het noordoosten. Uit Denemarken.' (
Boven is het stil,
Hoofdstuk
48)
Case study: Gerbrand Bakker, 'Boven is het stil' (2006) - 4
Om het beeld nu compleet te maken, kijken we ook nog naar de volgende
onderverdeling die in de metingen is gemaakt, die in de persoonsnamen een onderscheid
maakt tussen bijnamen, familienamen en voornamen (die laatste zijn ook nog onderverdeeld
naar geslacht, maar dat blijft nu verder buiten beschouwing).
Tabel 3 levert als nieuwe informatie op dat het de voornamen zijn, en dan met name de
plot interne, die met de meeste mentions en tokens vertegenwoordigd zijn. Het aantal
mentions en tokens van familienamen valt in het niet bij die van de voornamen. Bijnamen
spelen nauwelijks een rol.
Nu we de belangrijkste getallen voor de namen in zowel de Nederlandse brontekst als de
Engelse vertaling hebben bekeken, kunnen we al wel opmerken dat de lezersreacties niet
verklaard kunnen worden door een significant verschil tussen het namengebruik in het
origineel en de vertaling. Er moet dus iets anders aan de hand zijn. Wat we nu moeten
nagaan is hoe gewoon het namenlandschap zoals we dat voor deze roman hebben leren kennen
is in vergelijking met andere romans. Wellicht geeft dat inzicht in de verschillende
reacties. Voor nu concentreer ik mij op alleen Nederlandse romans. Een uitvoeriger
vergelijking met vertalingen in het Engels en Engelstalige romans en hun Nederlandse
vertalingen komt bij een andere gelegenheid aan de orde.
______
Tabel 3. De drie subcategorieën van de persoonsnamen: bijnamen,
familienamen en voornamen in
Boven is het stil(vet)
en
The Twin
(cursief):
Schapen op Marken.
Helmer van Wonderen, hoofdpersoon van
Boven is het
stil,
houdt 23 schapen en verdrinkt bijna als hij een daarvan uit een sloot probeert
te halen.
Het namenlandschap in twintig Nederlandse romans - 1
Behalve
Boven is het stil
hebben we negentien andere moderne
Nederlandstalige romans geanalyseerd op het namengebruik. In die twintig romans lijkt een
percentage van iets onder de 2% tot iets boven de 3 % aan woordvormen die een naam zijn of
deel uitmaken van een naam gewoon te zijn. Dan zijn er vijf die boven de 4% zitten,
waarvan er vier kinder- of jeugdboeken zijn. Drie boeken vallen onder de 1,5%. Boven is
het stil bevat net onder de 2 % en zit dus aan de ondergrens van wat we in dit corpus als
normaal kunnen beschouwen. Als we kijken naar het aantal verschillende namen voor personen
en voor plaatsen zien we dat zeventien van de twintig romans meer verschillende
persoonsnamen hebben dan plaatsnamen. Drie hebben een omgekeerde situatie, en een daarvan
is
Boven is het stil.
Om een eerste indruk te krijgen van de kwantitatieve distributie van namen in Nederlandse
romans heb ik twintig romans in detail geanalyseerd. De selectie van de romans is bepaald
door de volgende criteria:
Gepubliceerd na 1945
Uit elk decennium een of enkele romans
Meeste uit het laatste decennium dus focus op contemporaine romans
Inclusief een beperkt aantal jeugdboeken
Een aantal is gekozen op basis van mijn eigen voorkeuren
Dat laatsre criterium komt wellicht wat vreemd over. De reden is dat de analyses, zoals
eerder geschetst, momenteel nog een grote hoeveelheid handmatig werk vergen. De analyse
van een roman die door de onderzoeker niet of nauwelijks wordt gewaardeerd gaat een stuk
trager en moeizamer dan die van een wel gewaardeerde roman. Dit criterium speelt een
praktische rol zolang we nog geen groot digitaal corpus van literaire teksten tot onze
beschikking hebben, met de juiste tools om het verzamelen van de data aanzienlijk
gemakkelijker te maken. Ongeveer de helft van de twintig gekozen romans representeert mijn
eigen voorkeur. In Tabel 4 staan ze alle twintig vermeld, met in de laatste kolom het
totaal aantal tokens dat de romans bevatten. Het geanalyseerde corpus van twintig romans
bevat samen 1.111.683 tokens, meer dan een miljoen woordvormen dus.
[20]
Tabel 4. De twintig geanalyseerde Nederlandse romans. De kinder- en jeugdboeken zijn
gemarkeerd met een asterisk.
Het namenlandschap in twintig Nederlandse romans - 2
We starten met een helicopterview: we bekijken het totaal aantal naamtokens en zetten dat
uit tegen het totaal aantal tokens van de twintig romans. Dat levert het beeld op in
Grafiek 1.
Boven is het stil
bevindt zich op het snijpunt van 74849 tokens totaal
tegen 1476 naamtokens. Aan de grafiek is een lineaire trendlijn toegevoegd, zodat we
kunnen zien dat een langere tekst globaal genomen ook meer naamtokens bevat dan een
kortere tekst. Om een indruk te krijgen van het aandeel dat naamtokens uitmaken van het
totaal aantal tokens, presenteren we voor alle twintig romans het percentage van de tokens
dat een naam is (Grafiek 2).
______
Grafiek 1. Het aantal naamtokens afgezet tegen het
totaal aantal tokens in de twintig geanalyseerde Nederlandse romans:
Grafiek 2. Het percentage naamtokens van hoogst naar laagst.
Het aardige van
deze grafiek is dat de vier jeugdboeken uit het corpus de hoogste percentages naamtokens
bevatten.
Boven is het stil
(Bakker) bevindt zich aan de andere kant van het
spectrum, met een percentage net onder de 2 procent. Dat lijkt aan de onderste rand te
zitten van wat in dit corpus als normaal beschouwd kan worden: een percentage van iets
minder dan 2 tot iets meer dan 3 procent.
[21]
Zie
ook
grafiek 5.
Het namenlandschap in twintig Nederlandse romans - 3
In de getalsmatige overzichten over
Boven is het stil
en
The Twin
is al
duidelijk geworden dat de twee kwantitatief belangrijkste categorieën de persoonsnamen en
daarna de geografische namen zijn. Op die twee categorieën zoomen we nu in. Ook in de
negentien andere romans is het aandeel persoonsnamen op token- en mentionniveau meestal
aanzienlijk hoger dan het aandeel geografische namen. Maar als we naar het aantal
verschillende IDs (met een naam aangeduide entiteiten) en lemma's kijken, is het beeld
anders.
In Grafiek 3a vergelijken we per roman het aandeel persoonsnamen en geografische namen
met elkaar op lemmaniveau. We zien hierin het aantal verschillende geografische
namenlemma's (groen) en het aantal verschillende lemma's van persoonsnamen (blauw). Wat nu
opvalt, is dat
Boven is het stil
een van de weinige romans is waarin het aantal
verschillende namenlemma's (en ook het aantal IDs) hoger is voor geografische namen dan
voor persoonsnamen.
De twee andere romans waarvoor dit geldt zijn
Fenrir
van Hella S. Haasse en
Het
volgende verhaal
van Cees Nooteboom. Dit zou er op kunnen wijzen dat geografische
namen in deze romans een extra dan wel een wat andere functie hebben dan in de romans
waarin de balans omgekeerd is. Om na te gaan of dat voor
Boven is het stil
het
geval is gaan we nu terug naar de roman zelf.
Grafiek 3a. Het aantal verschillende lemma's van geografische namen (groen) en
persoonsnamen (blauw)
Grafiek 3b. Idem in een radargrafiek.
Geografische namen in 'Boven is het stil'
Als we teruggaan naar de tekst van
Boven is het stil
en het gebruik van
plaatsnamen bestuderen, vallen er twee dingen op. De hoofdpersoon van de roman, die op een
boerderij ergens ten zuiden van Monnickendam woont, gaat vanwege gebeurtenissen in het
verleden alleen nog naar het noorden. En als hij op pad gaat, lezen we ook precies welke
route hij rijdt en door welke dorpen hij komt. Verder heeft hij een kaart van Denemarken
gekocht waarvanaf hij regelmatig een aantal plaatsnamen opleest, klaarblijkelijk om
emotioneel tot rust te komen.
Helmer van Wonderen woont op een boerderij enkele kilometers ten zuiden van Monnickendam.
Ooit studeerde hij Nederlands in Amsterdam, maar na de dood van zijn tweelingbroer moest
hij zijn studie opgeven en diens werk op de boerderij overnemen. Die gebeurtenis heeft
zijn invloed gehad op Helmers 'territorium', het gebied dat hij sindsdien regelmatig
doorkruist:
Ik weet nog heel precies dat ik op de 19de
een college historische taalkunde had omdat moeder toen ik thuiskwam zei dat Henk dood
was. Wat voor colleges ik vóór of na die datum had, ben ik straal vergeten. Op de terugweg
heb ik weer heel lang op het hoogste punt van de Schellingwouderbrug gestaan, nu starend
over het Buiten-IJ, het moment van weer de trappers rondkrijgen uitstellend. De brug
vierde in dat jaar zijn tweede lustrum. Ik voelde dat ik vergeten zou worden, vader en
moeder waren de ouders, Riet de bijna vrouw, en ik was slechts de broer. Sinds die dag
gaan vrijwel al mijn tochten naar het noorden, zuidelijker dan het dorp kom ik niet
langer. (58-59)
Alleen als Henks 'bijnavrouw' Riet na dertig jaar op bezoek komt, en later ook haar zoon,
maakt Helmer een uitzondering op zijn regel om altijd naar het noorden te gaan (p. 81).
Helmer gaat niet heel vaak op pad, maar als hij dat doet, lezen we ook heel precies waar
hij heen gaat en welke route hij rijdt:
In Monnickendam neem ik de N247 en blijf die
volgen tot Edam. Daar rijd ik door het dorp naar de dijk, want als ik dat hier niet doe,
kan ik pas bij Oosthuizen van de grote weg af. In de buurt van Warder zet ik de auto even
stil om een zwerm vogels die daar vliegt goed te bekijken. (43)
Ada wil via een andere weg terugrijden. We rijden door Hem en Blokdijk naar Hoorn.
'Laten we door de Beemster gaan,' zegt ze. 'De Beemster is mooi.'
Ik steek via Berkhout door naar Avenhorn en Schermerhorn. Ik volg de borden richting Noordbeemster.
'De dorpen?' vraag ik.
'De dorpen,' zegt Ada. (44)
Die precieze routebeschrijvingen maken het geografische 'taboe' opvallender, pregnanter.
Van zijn buurvrouw Ada hoort Helmer dat een jonge boer uit de omgeving, Jarno Koper, naar
Denemarken vertrekt om daar te gaan boeren. Daar heeft hij nog de ruimte (33).
Denemarken. Jutland, Sjaelland, Funen,
Bornholm, Grote Belt, Kleine Belt, Odense. Ada heeft iets bij me losgemaakt. Glooiend
land, ruim land, heidevelden. Jarno Koper is een boerenzoon die het hier wel heeft gezien.
Een donkere jongen, hij zal een jaar of vijfentwintig zijn. Als ik hem spreek - wat heel
zelden gebeurt - zegt hij altijd dingen als 'natte troep hier'. Hij gaat weg, hij durft
naar Denemarken te gaan. (34)
Het is die durf die Helmer aanspreekt. Denemarken wordt voor hem dan ook het symbool van
durf en bevrijding. De eerste stap die Helmer in zijn eigen 'bevrijding' zet is het 'naar
boven doen' van zijn zieke vader. Uit de grote slaapkamer op de begane grond verhuist
Helmer zijn vader naar zijn eigen slaapkamer op de verdieping. En beneden knapt hij het
helemaal op. Hij koopt een nieuw bed, tweepersoons ook al is hij alleen, een dekbed, twee
kussens en fris blauw beddengoed. En dan moet er, volgens zijn buurvrouw Ada, 'iets van
kunst' komen (p. 30). Helmer vindt niets in de galeries in Monnickendam, maar bij een
antiquair loopt hij tegen een verzameling kaarten aan.
Wat ik met een oude kaart moet, weet ik niet,
toch neem ik de stapel door. Noord-Holland, de droogmakerijen, iets wat ik niet direct
herken, Marken, de Beemster. Ik laat de kaarten één voor één vallen tot ik weer terug ben
bij wat ik niet herkende. Ik trek de kaart uit de stapel. Het is Denemarken, een oud
Denemarken in overwegend groen, met drie bijkaarten, IJsland, Bornholm en de Faeröer.
IJsland en de Faeröer zijn in bruine tinten. De kaart is gaaf, alleen de rand is wat
vergeeld. (64)
De kaart komt aan de muur te hangen in zijn slaapkamer.
Ik heb gemerkt dat mijn bed steeds meer een
plek is geworden waar ik rust vind. Geen slaap, maar rust. Soms doe ik mijn best om niet
in slaap te vallen. Omdat er te veel gebeurt overdag. Het bed is een veilige plaats
geworden, zoals vaders slaapkamer tot voor kort een veilige plaats was, of een stal vol
koeien in de winter. Voor ik in bed stap, kijk ik naar de kaart van Denemarken en noem de
namen van een aantal steden of dorpen. Ik heb niet langer de meeste belangstelling voor
Jutland, ik vraag me niet meer af waar Jarno Koper neer gestreken is. Steeds vaker doe ik
's middags een tukje. (166)
Het opnoemen van plaatsnamen op de kaart van Denemarken (o.a. op p. 175, 188, 208) wordt
een soort mantra. Helmer doet dat met name wanneer de sociale complicaties op de
boerderij, waar de zoon van Riet als knecht is komen werken, hem te machtig worden.
Ik doe de deur van mijn slaapkamer dicht en
ga voor de kaart van Denemarken staan. 'Helsingør, ' zeg ik. 'Stenstrup, Esrum, Blistrup,
Tisvildeleje. ' Vijf langzaam uitgesproken namen zijn niet genoeg vanavond. Ik doe er nog
een paar ei¬landen bij. 'Samsø, Aerø, Anholt, Møn. ' Het grote bed staat voor me klaar.
(224)
Hier wordt het duidelijkst zichtbaar welke rol de Deense geografische namen voor Helmer
spelen, hoe hij ze gebruikt - en dus ook welke stilistische effecten er in een tekst met
namen bereikt kunnen worden.
Als Helmers vader is overleden, komt de vroegere knecht Jaap
bij toeval langs de boerderij. Helmer had een speciale band met hem; Jaap was de enige die
behalve hun moeder de tweelingbroers altijd uit elkaar kon houden. Samen gaan Helmer en
Jaap op reis. Naar Denemarken.
______
De (verdwenen) blog 'A Taste of Denmark' had als achtergrond een
foto van Heather Hill, de plaats die Helmer en Jaap aan het eind van de roman bezoeken.
Evaluatie - 1
Deze twee in vergelijking tot andere romans ongewone toepassingen van
plaatsnamen hebben bijgedragen tot de in andere romans ongewone situatie dat het aantal
verschillende plaatsnamen hoger is dan het aantal verschillende persoonsnamen. Dit laat
zien dat het zinvol is om niet alleen naar het totaal aantal naamtokens te kijken, omdat
dat aantal eigenlijk in alle romans voor het grootste deel door de persoonsnamen wordt
opgeslokt. Plaatsnamen spelen in aantal tokens een aanzienlijk kleinere rol. Waarom
Nederlandse lezers de indruk hadden dat de roman weinig namen bevat, kan misschien te
maken hebben met hun algemene kennis van in ieder geval de Noord-Hollandse geografie. Voor
een Amerikaanse lezer zijn die namen waarschijnlijk volstrekt onbekend, en valt het
gebruik van die namen daardoor extra op.
Wat kunnen we nu concluderen over de tegenstrijdige lezersintuïties over het voorkomen
van namen in
Boven is het stil?
Het verrassende is dat ze allemaal in zekere zin
kloppen én niet kloppen. In
Grafiek2
bleek dat
het percentage tokens in
Boven is het stil
dat een naam is of deel uitmaakt van een
naam iets onder de 2 procent ligt, en dat dat aan de lage kant is vergeleken met de andere
19 geanalyseerde romans. Toen we naar de verhouding tussen persoonsnamen en geografische
namen keken, zagen we dat er op het lemmaniveau meer geografische namen dan persoonsnamen
voorkwamen en dat dat opvallend is in verglijking met de andere romans uit het corpus.
Als we alleen de Deense plaatsnamen op de kaart aan Helmers slaapkamermuur weglaten uit
de berekeningen, wordt het aantal verschillende lemma's voor geografische namen van 115
gereduceerd tot 86, nog steeds aanzienlijk meer dan de 49 lemma's van persoonsnamen. Het
zal dus de combinatie van de expliciete rijroutes van Helmer in Noord-Holland én zijn
oplezen van Deense plaatsnamen van de kaart aan de muur van zijn slaapkamer zijn die
geografische namen in
Boven is het stil
in vergelijking met de persoonsnamen een zwaarder
gewicht geven. Maar als we kijken naar het aandeel tokens in de geografische namen in
vergelijking met de andere romans (dus onafhankelijk van de verscheidenheid aan lemma's),
dan zien we dat
Boven is het stil
niet uitzonderlijk scoort, maar ergens in de
middenmoot zit (Grafiek 4).
Grafiek 4. Het percentage geografische naamtokens van hoogst naar laagst.
Evaluatie - 2
De persoonsnamen blijven echter in vergelijking met de andere romans
percentueel in de lagere regionen scoren (Grafiek 5). Uit het feit dat Grafiek 5 enkel op
details afwijkt van
grafiek 2,
met het totale
naamtoken percentage, blijkt trouwens hoe belangrijk het aandeel van de persoonsnamen is.
Het is daarom ook nog zoeken naar een inzichtelijke manier om het namengebruik op de
verschillende niveaus van IDs, lemma's, mentions en tokens goed met elkaar vergelijkbaar
te maken. De geschetste verhouding tussen lemma's van geografische namen en persoonsnamen
kan een stap in de goede richting zijn.
[22]
De verschillende intuïties van de Nederlandse lezers tegenover de Amerikaanse lezer
kunnen wel degelijk daarnaast ook met twee andere zaken te maken hebben, gerelateerd aan
de functie van namen en naamtypen. Ten eerste: zoals ik hiervoor heb betoogd en ik in het
kwantitatieve onderzoek van twintig romans ook kon bevestigen (maar hierboven niet aan de
orde heb kunnen stellen), is het overgrote deel van de geografische namen plot extern. Het
zijn namen die verwijzen naar 'echte' landen, steden, straten, etc. Hun basisfunctie kan
worden omschreven als werkelijkheidsverhogend. De analyse van
Boven is het stil
heeft laten zien dat zij soms ook nog andere functies kunnen hebben, zoals het
zichtbaarder maken van een 'geografisch taboe' (de Noord-Hollandse plaatsnamen). Ook
kunnen namenlijstjes of het opsommen van namen voor personages een kalmerende functie
hebben (de Deense plaatsnamen). Het is hier vermoedelijk juist het plot externe van de
namen dat geruststelt: zakelijke feiten, in hun opsomming ontbloot van lastige en
verwarrende emoties.
Grafiek 5. Het percentage naamtokens van persoonsnamen van hoogst naar laagst. Zie ook
grafiek 2.
Ten tweede: de impliciete kennis van (de gemiddelde) Nederlandse en (in dit geval)
Amerikaanse lezer. Alhoewel de geografische naamsverscheidenheid groter is dan de
verscheidenheid aan persoonsnamen, is het tokenaandeel van geografische namen niet
opvallend hoog in de roman. Voor Nederlandse lezers, die gewoonlijk de meeste van de
gebruikte namen in in ieder geval Noord-Holland kennen, functioneren de namen concreet ook
als werkelijkheidsverhogend.
Voor lezers uit andere culturen, die misschien alleen Amsterdam (met enig geluk) zouden
weten te lokaliseren, zeggen al die Noordhollandse namen niets. Die namen zullen de lezers
meestal onbekend zijn, en daardoor helemaal niet werkelijkheidsverhogend functioneren.
Integendeel, ze roepen bij de lezer in feite zijn of haar gebrek aan kennis op en de wens
tot een toelichting. Misschien kunnen we wel stellen dat voor dergelijke lezers deze
geografische namen dezelfde functie hebben als de plot interne geografische namen in
bijvoorbeeld fantasy romans.
[23]
Het is dan ineens
ook begrijpelijk waarom sommige jeugdboeken erg weinig geografische namen bevatten
(Grafiek 4),
en ook waarom sommige vertalers zo nu en dan
geografische namen weglaten. Dat roept sowieso vragen op rond de vertaalproblematiek van
namen - vertalers zullen soms danig met de namen in hun brontekst in hun maag zitten. En
hiermee zijn verschillende mogelijke vervolgonderzoeken in de kern geschetst.
Conclusie
Deze publicatie heeft laten zien dat het mogelijk is om namen als stilistisch element
kwantitatief te analyseren en dat de resultaten ook nuttige kennis oplevert. Zo hebben we
een eerste indruk van wat normaal zou kunnen zijn; dat moet natuurlijk nog verder
uitgediept worden aan de hand van veel meer teksten. Ook hebben we gezien dat intuïties
zowel onderbouwd als ontkracht konden worden met harde feiten. Het spannendste resultaat
is wel dat we konden vaststellen dat namen door lezers met verschillende achtergronden
meer of minder worden opgemerkt. Dat is een van de vervolgstappen die nu in het onderzoek
gezet moeten worden: nader onderzoek, in samenwerking met psychologen, naar de verwerking
van namen in de hersenen van de lezers op verschillende leeftijden en met verschillende
culturele achtergronden.
Namen zijn een fascinerend stilistisch element dat naar het zich laat aanzien goed
kwantitatief te analyseren is. Dat betekent dat intuïties van lezers/onderzoekers concreet
kunnen worden onderbouwd of ontkracht. De kwantitatieve resultaten leiden bovendien tot
nieuwe onderzoeksvragen. In het geval van de geografische namen in de casus in deze
bijdrage,
Boven is het stil
van Gerbrand Bakker en de Engelse vertaling ervan, ligt
de belangrijkste nieuwe vraag op het terrein van de verwerking van namen door lezers met
verschillende kennis, bijvoorbeeld gerelateerd aan leeftijd of culturele
achtergronden.
Hiervoor zal naar verwachting nader onderzoek moeten worden gedaan in samenwerking met
psychologen, bijvoorbeeld naar wat wel
depth of processing
wordt genoemd,
verschillen in ‘levels of attention to different parts of a text’, zoals Catherine Emmott
en Marc Alexander (2010) dat formuleren in een mooi artikel over lezersmanipulatie in
detectiveromans. Emmott en Alexander laten prachtig zien hoe Agatha Christie gebruik
maakt van te verwachten
shallow processing
bij haar lezers in het construeren van
de plot van een van haar detectives. Zij hebben het niet specifiek over namen, maar die
zouden wel degelijk in vergelijkbaar onderzoek nader onderzocht kunnen worden. Daarin zou
kunnen worden gekeken of verschillende naamtypen uitnodigen tot
shallow
of
deep
processing
en in hoeverre dat samenhangt met leeftijd of achtergrond van de lezer.
Dat is slechts een van de mogelijke vervolgstappen. Hoe dan ook is het noodzakelijk dat
er veel meer digitaal materiaal beschikbaar komt – een groot onderzoekscorpus met
literaire teksten uit alle eeuwen, inclusief contemporaine romans – en dat er tools worden
ontwikkeld waarmee de analyse aanzienlijk vergemakkelijkt kan worden en het aandeel
handmatig werk sterk gereduceerd kan worden.
Noten
[1] Zie voor een overzicht van eerder onderzoek naar namen in
Nederlandstalige literatuur
Van Dalen-Oskam 2005a
en
2005b.
[4] Persoonsnamen uit resp. Gerbrand Bakker,
Boven is het stil,
Tommy Wieringa,
Alles over Tristan,
en Kader Abdolah,
Spijkerschrift.
[5] Geografische namen (plaatsnamen) uit resp. Gerbrand Bakker,
Boven
is het stil,
Tommy Wieringa,
Alles over Tristan,
en Kader Abdolah,
Spijkerschrift.
[11] Voorbeeld uit Marcel Moring,
In Babylon.
Amsterdam:
Meulenhoff, 1997.
[12] Voorbeeld uit Willem Frederik Hermans,
Nooit meer slapen.
[13] Voorbeelden uit Willem Frederik Hermans,
Nooit meer
slapen.
[14] De term is door mij gemunt op basis van het gebruik van het woord in
receptieonderzoek ter aanduiding van een vermelding van een auteursnaam als teken van
receptie van het werk van die auteurs in enigerlei vorm.
[15] Voorbeelden uit Gerbrand Bakker,
Boven is het stil.
[16] Voorbeeld uit Harry Mulisch,
De aanslag,
en de Engelse
vertaling
The assault.
[20] De tokentellingen van verschillende computerprogramma’s leveren
verschillende hoeveelheden tokens op. Voor dit corpus heb ik gebruik gemaakt van de
‘Word frequencies’ optie van
The Intelligent Archive
, ontwikkeld aan het Centre
for Literary and Linguistic Computing aan de Universiteit van Newcastle, Australië, door
Hugh Craig en zijn team (zie
http://www.newcastle.edu.au/school/hss/research/groups/cllc/intelligent-archive.html,
actief 15-6-2011).
[21] In hun onderzoek naar de namen in de roman
Wäldchestag
van
Andreas Maier (2000) vinden Rosa Kohlheim en Volker Kohlheim (te versch.) in deze roman
4,2% naamtokens. Zij vergelijken dit percentage met de ca. 3 % die in ander onderzoek
als het gemiddelde percentage namentokens in gesproken taal wordt gegeven.
[22] Rosa Kohlheim en Volker Kohlheim (te versch.) signaleren
kwantitatieve verschillen in naamtypen in de roman
Wäldchestag
van Andreas Maier
(2000) en
Nooit meer slapen
van Willem Frederik Hermans (1966) en relateren dat
aan de verschillende plots en settings van de twee romans.
[23] Zie voor meer informatie over fictionele geografische namen
Van Dalen-Oskam 2010.
Geanalyseerde romans
Kader Abdolah,Spijkerschrift.
Notities van Aga Akbar. Z.pl.:
De Geus, 2000 (16e dr., 2009)
Gerbrand Bakker,Boven is het stil.
Amsterdam: Cossee, 2006
Gerbrand Bakker,The Twin.
Translated from the Dutch by David Colmer. London: Vintage Books, 2009
J. Bernlef,Hersenschimmen.
Amsterdam: Em. Querido's
Uitgeverij B.V., 1984
Louis Paul Boon,Menuet.
Amsterdam/Antwerpen: De
Arbeiderspers, 1948 (17e dr., 2004)
Geertrui Daem,Koud.
Z.pl.: The House of Books, 2001
Brendler, A. & Iodice, F. (2004).
'Interview mit Maurizio
Maggiani über Namen' In:
Namenkundliche Informationen 85/86,
p. 165-173
Van Dalen-Oskam, K. & van Zundert, J. (2004).
'Modeling
Features of Characters. Some Digital Ways to Look at Names in Literary Texts'. In:
Literary and Linguistic Computing
19-3 (2004), p. 289-301
Van Dalen-Oskam, K. (2002).
'Lolita’s les. Persoonsnamen in
Lisa’s adem van Karel Glastra van Loon'. In:
Naamkunde
34 (2002), p. 171-203
Van Dalen-Oskam, K. (2005a).
'Dutch literary onomastics. Past,
present and future'. In: Eva Brylla, Mats Wahlberg, in collaboration with Vibeke
Dahlberg, W.F.H. Nicolaisen (Eds.).
Proceedings of the 21st International Congress of
Onomastic Sciences, Uppsala, 19-24 August 2002.
Vol. 1, Uppsala, 2005, p. 398-406
Van Dalen-Oskam, K. (2005b).
The study of names in Dutch literary
works: a bibliographical introduction. In:
ONOMA
40 (2005), p. 283-292
Van Dalen-Oskam, K. (2005c).
'Vergleichende literarische
Onomastik'. In: Brendler, A. und S. Brendler (Hrsg.).
Namenforschung morgen: Ideen,
Perspektiven, Visionen.
Hamburg: Baar, 2005, p. 183-191. English translation,
'Comparative Literary Onomastics'.
Nederlandse
vertaling:
Vergelijkende literaire onomastiek
Van Dalen-Oskam, K. (2006).
'Mapping the Onymic Landscape'. In:
Maria Giovanna Arcamone, Donatella Bremer, Davide de Camilli e Bruno Porcelli (eds.):
Il nome nel testo. Rivista internazionale di onomastica letteraria
VIII (2006), p.
93-103. Atti del XXII Congresso Internatzionale di Scienze Onomastiche, Pisa, 28 agosto
– 4 settembre 2005
(Proceedings of the 22nd International Congress of Onomastic
Sciences, Pisa 28. Aug. – 3. Sept. 2005),
vol. III
Van Dalen-Oskam, K. (2009).
'Professor Nummedal is niet alleen.
Een analyse van de namen in Willem Frederik Hermans’ Nooit meer slapen'. In:
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
125 (2009), p. 419-449. Pdf
van 39 pagina's met
Brongegevens bij 'Professor Nummedal is niet alleen'
Van Dalen-Oskam, K. (2010).
'Mercedal, Lago, Tomés. Namen en
geografische ruimte in
Alles over Tristan
van Tommy Wieringa'. In:
Naamkunde
37
(2007-2010), p. 91-126
Van Dalen-Oskam, K. (2012).
'Who is Hvalbiff? Name and identity in
W. F. Hermans’ Beyond sleep'. To be published in:
Oslo Studies in Language
Debus, F. (2002).Namen in literarischen Werken: (Er-)Findung
- Form - Funktion.
Mainz: Akademie der Wissenschaften und der Literatur; Stuttgart:
Franz Steiner Verlag
Emmott, C. & Alexander, M. (2010).
'Detective fiction, plot
construction, and reader manipulation: rhetorical control and cognitive misdirection in
Agatha Christie’s
Sparkling Cyanide'.
In: Dan McIntyre & Beatrix Busse (Eds.).
Language and style. In honour of Mick Short.
New York etc.: Palgrave Macmillan,
2010, p. 328-346
Kohlheim, R. & Kohlheim, V. (te versch.).
'Der literarische
Name zur Jahrtausendwende: Andreas Maiers Roman Wäldchestag als Beispiel'. Te versch.
in:
Beiträge zur Namenforschung
Neue Folge 46
Palacas, M. (2005).
'The Importance of Being "Ernest" in Mary
Shelley’s Frankenstein: A Study in Literary Onomastics'. In:
Names
53-3
(September), p. 203-234
Sobanski, I. (1998).
'The Onymic Landscape of G.K. Chesterton’s
Detective Stories'. In:
Proceedings of the XIXth International Congress of Onomastic
Sciences, Aberdeen 1996.
3 Vols. Aberdeen. Vol. 3, p. 373-378
Sobanski, I. (2000).Die Eigennamen in den Detektivgeschichten
Gilbert Keith Chestertons: Ein Beitrag zur Theorie und Praxis der literarischen
Onomastik.
Leipzig.